-
1 branden van verlangen
branden van verlangen -
2 branden van nieuwsgierigheid/van verlangen
branden van nieuwsgierigheid/van verlangenburn with curiosity/desireVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > branden van nieuwsgierigheid/van verlangen
-
3 verlangen
verlangen1〈 het〉♦voorbeelden:1 aan iemands verlangen voldoen • satisfaire les désirs de qn.iets met verlangen tegemoet zien • attendre qc. avec impatienceop verlangen van • sur le désir debranden van verlangen • brûler de désir————————verlangen21 [+ naar][vervuld zijn van een begeerte] désirer (qc.)♦voorbeelden:naar rust verlangen • aspirer au reposnaar huis verlangen • désirer rentrerII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [begeren] désirer2 [eisen] réclamer♦voorbeelden: -
4 branden
2 [licht/warmte uitstralen] burn3 [smeulen] burn4 [met betrekking tot lichaamsdelen, ook figuurlijk] burn♦voorbeelden:uit zichzelf beginnen te branden • ignite spontaneouslyde zon brandt • the sun is burning/blazingde kachel laten branden • leave the (gas-)fire burningdit stelletje brandt op hout • this stove burns wood3 een brandende pijp/sigaar • a burning/lit pipe/cigarcognac brandt in de keel • brandy burns the throat〈 figuurlijk〉 branden van nieuwsgierigheid/van verlangen • burn with curiosity/desireik ben er niet op gebrand • I'm not crazy about itze was het huis niet uit te branden • there was no way of getting her out of the househij is niet vooruit te branden • you can't get him to shiftII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [door vuur doen verteren] burn2 [schroeien, door middel van vuur bewerken] burn ⇒ scald 〈aan heet water/stoom〉, roast 〈 noten, koffie e.d.〉, distil 〈 tot alcohol〉♦voorbeelden:glas branden • stain glasszich aan de kachel branden • burn one's hand on the (gas-)fire -
5 glühen vor Verlangen
glühen vor Verlangen -
6 be spoiling for
branden van verlangen om -
7 griller
griller [griejee]♦voorbeelden:¶ tu grilles! • je bent warm!, je bent er bijna!II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 branden ⇒ verschroeien, verzengen4 inhalen♦voorbeelden:griller les feux rouges • door rood (licht) rijdenv1) roosteren2) (ver)schroeien, (aan)branden5) (laten) doorbranden [elektriciteit]6) inhalen -
8 glühen
glühen1 gloeien, branden 〈 ook figuurlijk〉♦voorbeelden:ein glühender Verehrer • een hartstochtelijk, vurig aanbidder, vereerdermit glühenden Wangen • met een kleur als vuurglühen vor Verlangen • branden van verlangenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
9 flamber
flamber [flãbee]1 fel branden ⇒ vlammen, opvlammen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:2 être flambé • naar de maan zijn; geruïneerd zijn -
10 Sehnsucht
Sehnsucht〈v.; Sehnsucht, Sehsüchte〉♦voorbeelden:1 Sehnsucht empfinden, haben • sterk verlangen, smachten, hunkerenjemanden mit Sehnsucht erwarten • met smart op iemand zitten wachtenvon (der) Sehnsucht erfüllt sein • branden van verlangen, vurig, hartstochtelijk verlangen -
11 von der Sehnsucht erfüllt sein
von (der) Sehnsucht erfüllt seinbranden van verlangen, vurig, hartstochtelijk verlangenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > von der Sehnsucht erfüllt sein
-
12 bouillonner
-
13 bouillonner de colère, d' impatience
bouillonner de colère, d' impatiencekoken van woede, branden van verlangenDictionnaire français-néerlandais > bouillonner de colère, d' impatience
-
14 animer
animer [aaniemee]1 levendig(er) maken ⇒ verlevendigen, opvrolijken2 aansporen ⇒ aanvuren, stimuleren3 bezielen ⇒ leven geven aan, tot leven wekken4 bezielen ⇒ inspireren, drijvende kracht zijn bij6 leiden ⇒ spelleider zijn bij, presenteren♦voorbeelden:1 verlevendigen ⇒ levendig(er) worden, zich opwinden2 tot leven komen ⇒ zich bewegen, bewogen worden1. v1) levendig(er) maken, opvrolijken2) aansporen, stimuleren3) bezielen5) leiden, presenteren2. s'animerv3) zich bewegen, bewogen worden -
15 être animé du désir de
être animé du désir de 〈+ onbepaalde wijs〉 -
16 brûler
brûler [bruulee]1 (ver-, af)branden ⇒ door vuur verteerd worden, in brand staan, (op)vlammen♦voorbeelden:brûler de fièvre • van koorts gloeien→ torchonII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:♦voorbeelden:→ cervellev1) (ver)branden, afbranden2) (laten) aanbranden [spijzen]4) warm zijn [spel]5) (zonder te stoppen) voorbijgaan, -rijden -
17 brennen
brennen♦voorbeelden:auf etwas 〈 4e naamval〉 brennen • (a) op iets gebrand, uit zijn; (b) naar iets snakken, heftig verlangener brannte auf Rache • hij zon op wraakvor Neugier brennen • van nieuwsgierigheid branden, staan te trappelenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:¶ 〈 spreekwoord〉 gebranntes Kind scheut das Feuer • ±ieen ezel stoot zich geen tweemaal aan dezelfde steen/i -
18 curiosity
-
19 bouillir
bouillir [boejier]♦voorbeelden:→ marmiteII 〈 overgankelijk werkwoord〉v1) (uit)koken3) doen koken
См. также в других словарях:
Deutschland — (Deutsches Reich, franz. Allemagne, engl. Germany), das im Herzen Europas, zwischen den vorherrschend slawischen Ländern des Ostens und den romanischen des Westens und Südens liegende, im SO. an Deutsch Österreich und im N. an das stammverwandte… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Niederländische Sprache — Niederländisch (Nederlands) Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur dialektal in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische… … Deutsch Wikipedia
Holländische Sprache — Niederländisch Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur mundartlich in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische Klassifikation … Deutsch Wikipedia
Niederländisch-Flämische Sprache — Niederländisch Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur mundartlich in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische Klassifikation … Deutsch Wikipedia